Lezing voor patronen
op 27 maart 2024 | Door Maartje Stokkers
Het was in de kranten niet te missen: Johanna Soller, de eerste vrouw ooit die de Matthäus-Passion bij de NBV dirigeert. Het gaat hier natuurlijk altijd in de eerste plaats om artistieke kwaliteit, toch is Sollers gender, haar vrouw-zijn, in het muziekleven maar in de dirigentenwereld in het bijzonder, de afgelopen jaren een veelbesproken onderwerp geweest.
Er is normalisatie aan het ontstaan: je ziet steeds vaker vrouwen op de bok, en je gaat ze ook niet meer vragen of ze dat eng vinden. Toch ontstond hier het idee om aandacht te besteden aan vrouwen in het muziekleven in de tijd van Johann Sebastian Bach.
Aan Bach hebben we niet veel aangezien hij in de stamboom van zijn grote muzikale familie, de dames niet vermeld. Maar er zijn een aantal vrouwen, met name buiten de Bach-familie, heel belangrijk geweest voor hem en zijn muziek.
Ik wil beginnen met vrouwen die, zoals in de Bach-stamboom, veelal naamloos zijn gebleven maar die wel van belang zijn geweest voor een bepaald deel van het muziekleven van de 18de eeuw. En daarvoor wijk ik uit naar Zuid-Italië, naar het in Benedictijnerklooster van San Severo in het noorden van Puglia, de hak van de laars.
In dit klooster is een schat aan muziek zorgvuldig bewaard gebleven, in handen van de Benedictijner zusters. Wat wil het geval: nonnen (en ook monniken) in Zuid-Italië bestelden religieuze muziek in operastijl bij de beroemdste operacomponisten van die tijd en streek. Veel namen zijn ons niet meer bekend, behalve bijvoorbeeld Alessandro Scarlatti. Dit is muziek van Domenico Merola, speciaal voor de Goede Week:
Domenico Merola – Lezzione seconda: No.1 Vau
Miriam Feuersinger [sopraan]
Il Dolce Conforto o.l.v. Franziska Fleischanderl [psalterium]
Wat je onder de zangstem hoort, dat zilverige geluid, rijk aan boventonen, is een psalterium. Dit instrument bleek de sleutel naar al die muziek in de Zuid-Italiaanse kloosters. Het is Franziska Fleischanderl die het psalterium in deze uitvoering bespeelt. Zij heeft recent onderzoek gedaan naar de speelpraktijk ervan. Het psalterium is het kleinere Italiaanse nichtje van het bekende folkloristische hakkebord, het Oostenrijkse Hackbrett en het Hongaarse cymbalom.
Fleischanderl kwam erachter dat het in het Italië van de 18de-eeuw een normale zaak was dat jongens en meisjes uit aristocratische kringen psalterium leerden spelen. Wanneer voor hen geen geschikte huwelijkspartner gevonden werd, gingen ze het klooster in. Hun psalterium namen ze mee. Het hielp hen het leven in religieuze afzondering te verdragen. Op deze manier krijgen die vele anonieme vrouwelijke musici weer een stem.
Als componerende vrouw had je in de barok ook bepaald geen luxeleven. Als je je werk uitgevoerd en gepubliceerd wilde zien, moest je opboksen tegen veel vooroordelen. Je opleiding moest je krijgen in een nonnenklooster, tenzij je leerling kon worden van je vader, oom of broer. Zoals bijvoorbeeld Francesca Caccini, dochter van componist Giulio Caccini, en Barbara Strozzi, wier vader dichter was maar die het pad voor zijn dochter zorgvuldig plaveide zodat zij als componist naam kon maken met haar werk:
Barbara Strozzi – Che si può fare?
Simone Kermes [sopraan]
La magnifica comunità o.l.v. Enrico Casazza
Later was het ook nog niet best gesteld met de acceptatie van componerende vrouwen. Sommige liederen van Fanny Mendelssohn werden onder de naam van haar broer Felix gepubliceerd. Vrouwen als de Frans-Ierse Augusta Holmès (1847-1903) en de Britse Rebecca Clarke (1886-1979) werkten onder een mannelijk pseudoniem. Of componistes kozen ervoor om volledig anoniem te blijven. Dat laatste deed de mysterieuze Mrs Philarmonica. Niemand weet wie ze was. Wat men wel over haar weet, is dat ze in 1715 in Londen twee bundels sonates en divertimenti publiceerde bij uitgever Richard Meares. (Context: George Frideric Händel was inmiddels vijf jaar in Engeland en begonnen aan zijn Water Music).
Terug naar het continent: het Duitsland van Johann Sebastian Bach. In de stamboom die hij maakte, vermeldt Bach geen vrouwelijke familieleden. Toch schrijft hij op een bepaald moment vol trots aan zijn jeugdvriend Georg Erdmann: ‘[Zij zijn] allen geboren musici, en ik kan u verzekeren dat ik met mijn gezin zowel vocaliter als instrumentaliter een ensemble kan formeren, vooral omdat mijn huidige vrouw een mooie, heldere sopraan heeft en ook mijn oudste dochter aardig kan meekomen.’
Met ‘mijn huidige vrouw’ doelt Bach natuurlijk op Anna Magdalena. Toen Bach kapelmeester was aan het hof van prins Leopold in Köthen, verloor hij geheel onverwacht zijn eerste vrouw Maria Barbara. Hij was op het moment van haar sterven juist op tournee met de Köthense hofkapel in Karlsbad. Bij huiskomst was ze dood en begraven. Na bijna dertien jaar huwelijk en met vier kleine kindertjes staat Bach er alleen voor.
Het jaar daarop krijgt hij van de prins de kans om een grote ster aan te nemen als speciaal musicus in de kapel: sopraan Anna Magdalena Wilcke. Ze is niet zomaar een ensemblezanger, maar heeft op Bach na de hoogste functie, haar salaris is daar dan ook naar. Anna Magdalena zou zelfs meer verdiend hebben dan haar vader, hoftrompettist in Weissenfels, en broer en zwagers, allen hoftrompettisten.
Wanneer ze met Bach trouwt, zet ze haar zangcarrière op een laag pitje, ondanks aanmoedigingen van Bach. Ik kan me bijna niet voorstellen dat ze überhaupt nog tijd had kunnen vinden om te zingen op de professionele wijze zoals ze gedaan had, aangezien ze dertien kinderen op de wereld zette, er al vier cadeau had, en gastvrouw was van een constante stroom van studenten en bezoekende familieleden en vrienden.
Ze moeten een liefdevol huwelijk gehad hebben, Bach en zijn zestien jaar jongere Anna Magdalena. Dat blijkt alleen al uit het duidelijk met liefde samengestelde Klavierbüchlein fur Anna Magdalena Bach. Tegen de tijd dat ze zich in Leipzig vestigen, lijkt ze niet veel meer gezongen te hebben (deed dat waarschijnlijk wel, maar op kleinere schaal), maar ze nam wel een belangrijke rol als kopiiste van Bachs muziek in. Zo maakte zij bijvoorbeeld de kopieën van de cellosuites, zodat wij nu die muziek tenminste hebben, aangezien de autograaf van Bach verloren is gegaan. Toen Bach Leipzig overdonderd had met de Matthäus-Passion en Anna Magdalena later op een losgeraakte continuo-partij schreef dat die hoorde ‘zur gross Bassion’, wist iedereen wat ze bedoelde. Dat ze nog wel eens zong kan blijken uit het feit dat ze een arrangement maakte van recitatief & aria Ich habe genug / Schlummert ein, ihr matten Augen (BWV 82). Dat is een cantate voor een basstem, maar zij transponeerde de boel voor sopraan. Waarschijnlijk dus om het zelf te zingen.
J.S. Bach - Cantate BWV 82 Ich habe genug – Schlummert ein, ihr matten Augen
Lorraine Hunt-Lieberson [sopraan]
In zijn tweede jaar in Leipzig loopt Bach tegen een librettoleemte op. Tot die tijd heeft hij een zeer gestage reeks koraalcantates heeft geschreven. Koraalcantates hebben als leidraad een koraal, een kerklied, passend bij de tijd van het kerkelijk jaar. Bach componeerde deze speciale cantates vanaf begin juni, de eerste zondag ná het feest van de Heilige Drie-eenheid, tot en met 6 weken vóór Pasen. Dan houdt die stroom van wekelijkse koraalcantates ineens op. Dat valt samen met de nogal plotselinge dood van Andreas Stübel, de man die vermoedelijk de koraalverzen bewerkte voor Bachs cantates. Bach zit nu dus zonder tekstdichter. Op Goede Vrijdag volgt dan nog de tweede versie van de Johannes-Passion en op Eerste Paasdag klinkt er nota bene een reprise van zijn jeugd-cantate Christ lag in Todesbanden (BWV 4), waarschijnlijk gecomponeerd voor zijn sollicitatie voor de baan als organist in Mühlhausen, in 1707 al. Een ‘per omnes versus’-cantate: alléén de verzen van het betreffende Lutherlied dienen als tekst, in de traditie van Buxtehude en Bachs Thomascantor-voorganger Kuhnau bijvoorbeeld.
J.S. Bach - Cantate BWV 4 Christ lag in Todesbanden – Jesu Christus, Gottes Sohn
Koki Katano [tenor]
Bach Collegium Japan o.l.v. Masaaki Suzuki
Voor de resterende zondagen tot alweer dat feest van de Heilige Drie-eenheid, maakte Bach gebruik van in totaal negen teksten van dichteres Christiane Mariane von Ziegler, de enige vrouw op wier teksten Bach muziek heeft geschreven. Zij was de dochter van een voormalig burgemeester van Leipzig en organiseerde een van de eerste literair-muzikale salons in Duitsland, die – zoals aangenomen wordt – ook door Bach en zijn vrouw bezocht werden.
Bach-biograaf Christoph Wolff maakt er niet zoveel woorden aan vuil. Bach zou Zieglers teksten hebben gebruikt, maar ingrijpend aangepast hebben om er later helemaal geen gebruik meer van te maken, terwijl Ziegler haar cantateteksten publiceerde in een complete jaarcyclus misschien dus met de gedachte dat Bach dan teksten had om te zetten. Acht jaar na Wolffs biografie, verschijnt een boek over Ziegler van Mark A. Peters. Die stipt juist Bachs originele aanpak van Zieglers teksten aan. Bach volgt hier een aantal compositorische procedures die niet gebruikelijk zijn in zijn andere geestelijke cantates, waaronder het experimenteren met de volgorde van delen binnen een cantate, het gebruik van bepaalde instrumenten (de violoncello piccolo bijvoorbeeld), én originele benaderingen van bijvoorbeeld Vox Christi-teksten – wanneer Jezus aan het woord komt:
Zieglers plaats als dichteres was een moeilijk maar belangrijk punt voor de Duitse maatschappij van toen. Ze kreeg veel valse kritiek over zich heen. Zeker toen ze schreef dat geschoolde vrouwen in Duitsland hetzelfde aanzien en respect verdienden als de geschoolde mannen. Dat was in die tijd namelijk al wel het geval in Frankrijk en Italië, maar in Duitsland dus niet. Ziegler durfde er zelfs aan toe te voegen dat vrouwen óók uitgeroepen konden worden tot ‘Dichter des Vaderlands’, een keizerlijk privilege dat tot dan toe alleen mannen toekwam.
Vijf jaar later gebeurt het: Ziegler wordt gekroond – mét laurierkrans - tot ‘Dichteres des Vaderlands’. De lovende woorden van de voorzitter van de Geselschafft die de prijs toekent, laten zien dat er wel nog veel te winnen was: ‘Het was voor haar niet genoeg om te blijven op het niveau van de waardeloze trivialiteiten waar haar gendergenoten zich mee amuseren’.
Andere complimenten die ze kreeg waren in de trant van ‘wat knap dat ze de vrouwelijke begrenzingen overschrijdt en de boel begrijpt als een man’. Ze trok zich er weinig van aan, bleef strijdbaar, had ook mannelijke medestanders en heeft toch heel wat vrouwen uit de keuken gekregen. Want, schreef ze: 'Als een vrouw zich vanaf haar jeugd aan dezelfde wetenschap wijdt, waarom zou ze daar dan niet de vruchten van plukken, zoals de man van de soort doet?'
George Frideric Händel (1685-1759) schreef de hoofdrol in vijf van zijn opera’s op het lijf van de bestbetaalde zangeres van Europa. De uit Italië afkomstige mezzosopraan Faustina Bordoni werd over het hele continent gevierd. In 1730 trouwt ze met componist Johann Adolf Hasse en volgt hem naar het operagezelschap aan het hof van de kunstminnende en schuinsmarcherende koning August de Sterke in Dresden. Een jaar later zingt ze de triomfantelijke première van Hasse's opera 'Cleofide'.
J.A. Hasse – Cleofide; Son qual misera Colomba
Emma Kirkby [sopraan]
Cappella Coloniensis o.l.v. William Christie
Bach zat in het publiek - en niet voor de laatste keer. Het is bekend dat hij tegen zijn zoon Wilhelm Friedemann, die op dat moment in Dresden woonde, zei: "Laten we weer naar de mooie zangeres uit Dresden gaan luisteren!" De componist en zijn ‘diva assoluta’ werden rijkelijk beloond voor hun inspanningen: haar salaris was tweemaal het zijne en samen verdienden ze het zestienvoud van Bach z’n salaris. De Hasses waren bevriend met de Bach-familie en bezochten hen op hun beurt een aantal keren in Leipzig. Dan traden Hasse en Bordoni op met Bachs Collegium Musicum. De plek waar vrouwen wél mochten musiceren. [Antwoord op vraag uit het publiek: in 1772 maakt muziekhistoricus en reiziger Charles Burney melding van vrouwen in het koor, de eerste officiële uitzondering op de tot dan toe geldende regel, in het Brusselse Sint-Goedele]
Er vonden wekelijks uitvoeringen plaats, ’s winters op vrijdagavond binnen en ’s zomers op woensdagmiddag buiten in de tuin. Zimmermann verkocht geen kaartjes maar zal ongetwijfeld genoeg verdiend hebben aan de concertbezoekers die er koffie (en vast ook iets sterkers) dronken en aten.
Het Bachische Collegium Musicum heeft minstens 12 jaar bestaan en die jaren zijn op een paar punten belangrijk geweest voor Bach:
1) het stelde hem in staat allerlei soorten eigentijdse muziek uit te voeren; een cantate van Händel en één van Alessandro Scarlatti en Concerti Grossi van Pietro Locatelli*.
2) het gaf hem de kans om zelf muziek te componeren, anders dan voor de kerk, zoals concerten, suites en sonates.
3) zijn eigen leerlingen en zonen kregen zo de kans om ervaring op te doen met optreden - bijvoorbeeld met beroemde musici uit die tijd die Bach in Leipzig opzochten en dan ook nog even gingen optreden samen met het Collegium: Hasse, Bordoni en luitist Silvius Leopold Weiss.
Jammer genoeg bestaat Café Zimmermann niet meer (verwoest in WOII), het stond aan de Catherinenstrasse 14, de sjiekste winkelstraat achter de grote markt.
Berlijn, 9 november 1723: de jongste dochter van ‘soldatenkoning’ Frederik Willem I en koningin Sophie Dorothea van Hanover wordt geboren, zusje van de latere Frederik de Grote. Aanvankelijk mag zij van haar vader geen muzieklessen volgen, want hij vond muziek en kunst en bezittingen maar onnodig. Het enige waar hij in investeerde was zijn leger. Pas toen hij dood was, kon Anna Amalia zich op de muziek storten. Ze leerde van haar broer fluit, luit, klavecimbel en viool spelen. Op latere leeftijd, vanaf haar veertigste begon ze met componeren, waaronder cantates, sonates en fuga's. In navolging van Johann Sebastian Bach. Anna Amalia had namelijk les van Johann Philipp Kirnberger, de leerling van Bach die van alle leerlingen het meest Bachs compositieleer verbreidde. Mogelijk heeft ze de grote Bach ontmoet toen die in 1747 in Potsdam was.
Ze is nooit getrouwd, werd door haar broer abdis van het geseculariseerde klooster in Quedlinburg gemaakt. In dat klooster kwam ze nooit, laat staan aan het hof van haar broer. Wat het haar wel opleverde was financiële onafhankelijkheid. Ze ging in Berlijn wonen en nam Kirnberger als hofmusicus in dienst. Ook legde ze een gigantische muziekbibliotheek aan. Het is aan haar te danken dat de Brandenburgse concerten en de Hohe Messe bewaard zijn gebleven.
* Waarvan sowieso vaststaat dat op.1 nr.8 op de lessenaars gestaan heeft
Tot slot twee zusters: Sara en Bella, twee uit een joods gezin van 15 kinderen.
Hun moeder heette Miriam en hun vader was Daniel Itzig, de minister van financiën van Frederik de Grote; hij behartigde diens belangen en regelde de financiën. Dat was een dankbare job, met veel voordelen, totdat de vorstelijke werkgever van dienst aftrad of overleed, want dan zat je zonder baan.
In elk geval was wellicht een van de bijkomstigheden van Itzigs baan dat zijn dochter Bella muziekles had van Johann Philipp Kirnberger, de leermeester ook van Anna Amalia. Zusje Sara zou zelfs de lievelingsleerling zijn geweest van Wilhelm Friedemann Bach.
Het gezin Itzig bewonderde Johann Sebastian en diens zonen in hoge mate. Het is inmiddels mid-18de eeuw en de interesse in de muziek van vader Bach begint te tanen. Maar de Itzigs houden het Bach-vuur brandende. Sara houdt literaire muzieksalons bij haar thuis, waar de hele Berlijnse intellectuele elite naartoe zwermt, en waar onder leiding van Sara een Bachcultusverering ontstaat. Ze legt een uitgebreide bibliotheek aan, de grootste van de hele familie. Ze is ook de actiefste als het aankomt op muziek maken. Ze bestelt muziek bij componisten van die tijd – tweede helft 18de-eeuw dus, en voert hun muziek uit met haar fluit spelende man, vrienden en familie, naast de muziek van Bach, Händel en Telemann.
Oudere zuster Bella had klavecimbellessen van Kirnberger, die natuurlijk nog meer leerlingen had, onder wie Moses Mendelssohn, succesvol bankier, geleerd Verlichtingsfilosoof, ijverig muziekstudent, en, samen met Bella’s vader Daniel Itzig, iemand die zich inzette voor de emancipatie van de Joodse gemeenschap in het gettovormende Europa.
Een sprongetje in de tijd: 1793, Moses is inmiddels zeven jaar dood. Zijn zoon Abraham, die verder geen speciale muzikale opvoeding heeft gehad, wordt lid van een zangvereniging, de Sing-Akademie zu Berlin.
Waar de Akademie in eerste instantie vooral gedragen wordt door de rijkdom van de leden, groeit de dakloze vereniging uit tot een plek waar talentvolle musici zich graag aan verbinden. Een groot deel van Sara’s muziekbibliotheek krijgt er een onderkomen om de muziek veilig te stellen en er wordt een pand aangekocht aan Unter den Linden. Paganini treedt er op, Schumann en Brahms. Verder worden er koorwerken en instrumentale stukken uit het Duitse repertoire uitgevoerd, het repertoire dat op dat moment beschouwd wordt als passé, zoals de Hohe Messe van Bach.
Drie jaar nadat Abraham lid is geworden van de Sing-Akademie, sluit ook Lea Salomon, Bella’s dochter, zich aan. De families kenden elkaar al, misschien hielp dat, maar Abraham Mendelssohn en Lea Salomon worden verliefd, trouwen en krijgen twee kinderen, een jongen en een meisje.
Deze kinderen worden geboren in een nest waar de muziek van Bach altijd is blijven klinken, waar muzikale verzamelaars, waar ze konden, hun handen legden op manuscripten en kopieën van muziek van Bach, zijn zonen en al hun tijdgenoten, onwetend van de gunst die ze ons – het publiek van nu – hebben bewezen.
En zo komt het dat de oma van de jongen en het meisje een kopie koestert van een stuk waarin ze een meesterwerk herkent. De oma, Bella Salomon, geeft haar kleinzoon het werk en hij weet dat zijn leven nooit meer hetzelfde zal zijn.
Op 11 maart 1829 dirigeert hij, Felix Mendelssohn, in die Sing-Akademie, waar zijn ouders elkaar leerden kennen, de Matthäus-Passion.
Luister naar de gehele playlist op Spotify:
Bronnen en leestips
- Christoph Wolff – Bach (2000)
- Mark A. Peters – A Woman’s voice in Baroque Music: Mariane von Ziegler and J.S. Bach (2008)
- https://www.eduardvanhengel.nl
- https://tempestadimare.org
- https://ronnydeschepper.com/2020/11/21/vrouwen-en-muziek-voor-het-zingen-de-kerkuit-2/