Weihnachts-Oratorium in het kort
door Michel Khalifa
Zes separate muziekstukken, bedoeld om uit te voeren op verschillende dagen, in de kerkdienst, tussen de evangelielezing en de preek van de dag. Maar wel met één titel en gebundeld in één partituur. Dat is in het kort Bachs Weihnachts-Oratorium.
De zes cantates klonken los van elkaar op zes verschillende dagen tussen 25 december 1734 en 6 januari 1735 in de Thomasen de Nicolaïkerk in Leipzig. Elke cantate hoorde bij een specifiek feest in de periode tussen Eerste Kerstdag en Driekoningen, ofwel het Geboortefeest en de Epifanie of Openbaring van de Heer.
Van wereldlijk naar geestelijk
Als ‘hofcomponist’ in Dresden schonk Bach het hof verschillende composities waaronder drie cantates ter ere van de keurvorst en zijn familie: Hercules auf der Scheidewege, BWV 213, Tönet, ihr Pauken! Erschallet,Trompeten!, BWV 214 en Preise dein Glücke, gesegnetes Sachsen, BWV 215. Deze gelegenheidswerken gebruikte hij in 1734 opnieuw voor het kerstfeest in Leipzig. Een begrijpelijke keuze, mede omdat de nieuwe doelgroep van gelovigen in de Thomaskerk en de Nicolaïkerk veel breder was dan het adellijke publiek in Dresden. Bovendien was de muziek in geestelijke vorm vaker inzetbaar. En in emotioneel opzicht verschilden lofzangen voor machtige vorsten en voor de koning der koningen verrassend weinig van elkaar: het koningschap was immers door God gegeven.
Oud en nieuw
De meeste aria’s en koorstukken in het Weihnachts-Oratorium zijn afkomstig uit de drie genoemde cantates, uiteraard met aangepaste tekst. De opvallend rijke koralen – vierstemmige zettingen van bestaande kerkliederen - heeft Bach nieuw gecomponeerd. Dit geldt ook voor de recitatieven, die er in twee soorten zijn. Die met teksten uit de Bijbel worden, net als in de passies, door een evangelist (tenor) voorgedragen en hebben sobere continuo-begeleiding. De recitatieven op nieuwe teksten worden behalve door het continuo ook door instrumenten uit het orkest ondersteund.
Cyclus
Bach zelf heeft voor deze zesdelige cyclus de overkoepelende benaming ‘kerstoratorium’ gekozen. Andere aanwijzingen dat hij de zes cantates als een geheel ontwierp, zijn de duidelijke tonale planning, met achtereenvolgens de toonsoorten D-G-D-F-A-D (D groot was bij uitstek geschikt voor trompetten). Maar ook de samenhang en symmetrie in de instrumentatie met een hoofdrol voor sonore blaasinstrumenten en de doorlopende verhaallijn. Over dit laatste punt zullen de trouwe kerkgangers ongetwijfeld de wenkbrauwen hebben gefronst. Bach en zijn onbekende librettist – vermoedelijk Christian Friedrich Henrici alias Picander, die ook het libretto van de Matthäus-Passion samenstelde – wijken in hun bijbelse tekstkeuze herhaaldelijk af van de evangelielezing die eigenlijk bij de bijbehorende kerkdienst hoort.
DE EERSTE DRIE CANTATES NADER BEKEKEN
I Jauchzet, frohlocket, auf, preiset die Tage
De cantate voor Eerste Kerstdag staat in het teken van Jezus’ geboorte. Opvallend is de mengeling van koraal, arioso en recitatief in ‘Er ist auf Erden kommen arm’. De sopraan zingt met haast hemelse sereniteit de evenwichtige koraalmelodie terwijl de bas op bewogen wijze uiting geeft aan de ontroering van een gelovige. In het slotkoraal verlenen trompetten en pauken extra gewicht aan de piëtistische koraaltekst ‘Ach, mein herzliebes Jesulein’.
II Und es waren Hirten in derselben Gegend
Op Tweede Kerstdag, wanneer het gaat over de herders, begint Bach met een instrumentaal deel. Hij zet maar liefst vier instrumenten uit de hobofamilie in om de rustieke sfeer te suggereren. De stemming is afwisselend contemplatief, zoals in de alt-aria ‘Schlafe, mein Liebster’, en uitbundig, zoals in de Gloria-jubelzang van de engelen ‘Ehre sei Gott in der Höhe!’.
III Herrscher des Himmels, erhöre das Lallen
In de derde cantate keren trompetten en pauken terug. Het emotionele hoogtepunt ligt in de alt-aria met vioolbegeleiding ‘Schliesse, mein Herze, dies selige Wunder’, waarin Maria reflecteert op het wonder dat haar ten deel is gevallen. Verder staat de queeste van de herders centraal. Van de officiële lezing voor Derde Kerstdag, de opening van het Johannes-evangelie, is geen spoor te bekennen. Deze tekst is dan ook meer abstract dan verhalend.